Tijgerjuf Audrey

Juf Audrey vocht als een tijgerin voor onze zoon. Om hem op een reguliere kleuterschool aan te nemen, na 1,5 jaar vroeg behandeling was uitermate moedig. Maar zij ging ervoor!

Zij behandelde mij met respect. Was voorzichtig met haar woorden en lette altijd goed op mijn reacties. Zag ze mij aarzelen, dan pakte ze zacht mijn arm en nam me mee naar een rustig plekje, om een en ander te bespreken. Zag ze mijn pijn, dan dempte ze haar stem, keek me vriendelijk aan en toonde oprecht interesse en begrip. Nooit medelijden, maar veel medeleven. En dát maakt voor een zorgmoeder gevoelsmatig een wereld van verschil. Wat een vrouw. Niet alleen onze zoon was dol op haar; ik ook.

Dan kwam onze lieve jongen op maandagochtend de klas in, en liep dan met zijn armen wijd op Juf Audrey af. Steevast, iedere week, stond ze breed lachend op hem te wachten. Na zijn oprechte “Juf; ik heb je gemist!”, zakte ze door haar knieën, klopten ze op elkaars rug, en begon de nieuwe week.

Het was Audrey die mij adviseerde om naar de lezing ‘Geef me de vijf’ van Colette de Bruin te gaan. Het was ook Audrey, die me naar Stichting MEE stuurde om een PGB aan te vragen voor ondersteunende begeleiding en logeeropvang. En toen we dat eenmaal hadden hielp ze mij met de aanvraag van de TOG (Tegemoetkoming voor ouders van gehandicapte kinderen) -tegenwoordig vervangen door Dubbele Kinderbijslag als je kind minimaal tien uur zorg per week krijgt- en de aanvraag voor een rugzakje cluster 4 (Autisme). Een rugzakje is een potje geld waarmee de school extra ondersteuning kan bieden aan het kind en de ouders, hulpmaterialen kan aanschaffen of zelf hulp en kennis-ondersteuners in kan zetten.

Wat een werk. Al die formulieren en vragen: Hoe oud was uw kind toen hij/zij ging lopen? Ging kruipen? Kon lachen? Huh, jeetje, dat weet ik toch niet meer. Audrey raadde me aan om foto’s na te kijken. Dat hielp! En zo worstelden we ons door het papierwerk.

Op een dag, aan het einde van het 2e kleuterjaar, liep Audrey op me af op het schoolplein. Of ik even tijd had. Ze had, met vooruitziende blik, mijn zoontje alvast bij een lieve juf in een andere klas ondergebracht, zodat wij even ongestoord konden praten.

Audrey wond er geen doekjes om. In een paar zinnen legde ze uit dat het beter was als mijn man en ik op zoek zouden gaan naar een speciale basisschool, in plaats dat onze zoon zou doorstromen naar groep drie op ‘haar’ school. ‘De spraaktaalachterstand is op dit moment weg’, zei ze, ‘maar ik ben bang dat als hij naar een reguliere groep drie gaat, dat de achterstand weer terugkomt. En dat zou echt zonde zijn van al onze moeite.’

‘Onze moeite’, zei ze. En gebaarde van mij naar haar en terug. En dat vond ik fantastisch van haar. ‘Onze moeite’; zij had respect voor onze beider inzet. En was zo verbonden met mijn kind, maakte zich zo hard voor zijn welzijn en geluk. Van haar kon ik het hebben, dat ze dit advies gaf. Het voelde liefdevol en gemeend.

Mijn man en ik namen haar woorden uiterst serieus. We bezochten de dichtstbijzijnde speciale basisschool. Nou ja, dichtbij. Vijftien kilometer rijden vanaf ons huis, is niet dichtbij. Maar onze zoon zou met speciaal vervoer mee kunnen. Daar waren we blij mee. Totdat we erachter kwamen dat de school om kwart voor negen begon en hij iedere dag om kwart over zeven thuis opgehaald zou worden, ruim een uur rond zou rijden en ‘s middags hetzelfde, maar dan andersom. Wat neerkwam op kwart over twee uit school en half vier thuis. Bovendien hoorde ik van andere moeders dat die busjes een ware hel zijn. Dat alle kinderen moe, overprikkeld en ellendig in die busjes zitten en dat er veel ruzie is onderweg.

“Wat nu?” vroeg ik aan mijn man. “We kunnen hem zelf halen en brengen”, verzon hij. “Maar hoe dan?” vroeg ik. Want we hebben ‘maar’ één auto die we allebei regelmatig nodig hebben voor ons werk. De school begint om kwart voor negen. We kunnen dan zelf onmogelijk op tijd komen. En kwart over twee ophalen betekent half twee einde werkdag. Er is geen werkgever die dat goed vindt.

En dan nog wat: 15 kilometer enkele reis keer vier is 60 kilometer per dag, 300 kilometer per week, keer 40 weken is 12000 kilometer per jaar. Benzine plus onderhoud van de auto. Dat is geen doen.
Wat nu?

Laten we gaan wonen in de plaats waar de school is, zeg ik in een opwelling. Als we toen geweten hadden wat ons te wachten stond, zouden we dat nooit gedaan hebben…

Reactie plaatsen

Reacties

Audrey Wijnands
3 jaar geleden

Met de realisatie van de basisschool in 1985 (een fusie tussen lagere school en kleuterschool) ontstond er bij mij een prachtig idee: een fusie realiseerbaar maken tussen de basisschool en het speciaal onderwijs. Er werden overal brede scholen gebouwd waar onderwijs gegeven werd aan 4 t/m 12 jarigen, in hetzelfde gebouw een peuterzaal, de voorschoolse, naschoolse opvang, en zelfs een consultatiebureau. Ideaal voor ouders, alles in één gebouw bij elkaar. In de loop der jaren werden er steeds weer vernieuwingen ingevoerd om het onderwijs te verbeteren: WSNS (weer samen naar school), passend onderwijs, inclusief onderwijs. Wanneer komt er een plan om in dezelfde brede school ook onderwijs te bieden aan kinderen met extra zorg, speciale behoeftes. Deze zorgkinderen hoeven dan niet meer naar een school in een andere omgeving, ze zitten in hetzelfde gebouw als hun broertjes / zusjes en vriendjes uit de buurt, het probleem van lange ritten in de bus is opgelost. En hoe mooi zal het zijn als leerkrachten basisonderwijs en speciaal onderwijs van elkaars expertise gebruik kunnen maken. Mijn grote wens is dat dit idee werkelijkheid gaat worden, dan zal passend onderwijs / inclusief onderwijs nog beter gerealiseerd worden. Of zijn er knelpunten?