Toen mijn zoontje vijf jaar was kwam ik erachter dat ik opnieuw zwanger was. Het was niet gepland.
We durfden een nieuwe zwangerschap niet aan omdat, met name ik, al bijna vier jaar stad en land afliep naar dokters en hulpverleners.
Dat er van alles met onze zoon aan de hand was, dát was duidelijk. Er waren legio onderzoeken, verslagen en observaties, maar geen duidelijke conclusies. Net vóór zijn zesde verjaardag kwam de voorlopige diagnose: autisme en adhd. En vier dagen ná zijn zesde verjaardag werd zijn zusje geboren.
Tijdens mijn zwangerschap kwamen de problemen met mijn zoontje regelmatig ter sprake met vrienden en familie. Een aantal waren zo moedig om hun zorgen hardop uit te spreken: “Wat nou als dit kindje ook zoveel problemen heeft?” en “Kun je het niet beter weg laten halen?”
Vooral dat laatste kwetste mij diep. Ik werd er boos van dat ‘ze’ mij bang maakten. Want dat is wat er gebeurde. Ik ging piekeren. Vooral ’s nachts. En steeds opnieuw vertelde ik mezelf dat met een cadeau niks mis kan zijn. En dat áls er iets aan de hand zou zijn, dat ik er zelf al veel meer van wist, en het dus wel aan zou kunnen.
Abortus is een zeer persoonlijke keuze die ik respecteer bij andere mensen. Voor mij persoonlijk zou het geen oplossing zijn, want ik weet van mezelf dat het daardoor juist slechter met mij zou gaan.
Ik had gelezen dat als het opnieuw een jongetje zou worden, dat de kans op óók autisme tachtig procent zou zijn. En bij een meisje twintig procent. En dus legde ik uit: “Ik stel mezelf een kamer voor met tien baby’s. Ik kom binnen en mag er eentje uitkiezen. Welke neem ik dan? Is het een jongetje of een meisje? Heeft het wel of geen autisme? Je kunt het verschil niet zien, zoals ze daar liggen. Dus óf je neemt de gok, óf je zegt nee tegen allemaal. En is dat niet wat iedereen doet? Hopen en bidden dat alles goed is? Is dat risico er niet altijd??...
Tijdens de bevalling had ik erg veel pijn en zei tegen mijn man: “Ik wil nooit meer.” En hij zei gelukkig dat dat ook niet hoefde. Dat het zo wel genoeg was. Dat stelde me gerust.
Maar toen onze dochter eenmaal in mijn armen lag, ik sprakeloos op haar neerkeek en mijn hart overliep van liefde en hoop, zei ik: “Ik wil er nog een.” Waarop mijn man bijna flauwviel van schrik.
Eerlijk? Ik schrok zelf ook van mijn eigen woorden. Het was een diep verlangen, dat de weg naar mijn mond vond en ons liet schrikken tot op het bot. Maar het liet me niet los. Ik wilde echt nog een derde kindje.
Nu zie ik je denken, lieve lezer: “Wat bezielt die vrouw?” en dat dacht ik zelf ook! Maar, tegelijkertijd, was er nóg iets… Ik keek neer op dit prachtige kleine meisje en wist: Jij gaat een zwaar leven krijgen. Je hebt een gehandicapte broer die onze tijd en aandacht opslokt. Bovendien is hij zes jaar ouder.
Zodoende voelde ik de noodzaak om nog een zusje te krijgen voor dit kleine mensenmeisje. En wel zo snel mogelijk. Zodat ze samen zouden kunnen spelen en ze zich niet eenzaam zou voelen als mama geen tijd had.
Ik weet het. Het is Uber romantisch gedacht. Onrealistisch en misschien zelfs dom en onverantwoordelijk. Maar het liet mij maar niet los en ik legde het aan mijn man uit. Hij aarzelde. Uiteraard. Dat zou ik zelf ook gedaan hebben, als ik niet zo vol was geweest van “het perfecte plaatje”. Of beter gezegd: “Het zo perfect mogelijke plaatje.” Ik dacht de oplossing zelf te kunnen bedenken en creëren. Om me maar niet neer te hoeven leggen bij de pijn van levend verlies. Om hoop en verwachting neer te kunnen zetten als krachtige tegenpool op de (aangeprate) angst, hartzeer en verdriet.
Het brak mijn hart toen het een miskraam werd, en een jaar lang huilde ik elke dag. Als afscheid van dit nieuwe kindje, als afscheid van de vervlogen hoop en om te kunnen accepteren wat er is en om daarvan te genieten en van te houden.
Is dat makkelijk? Nee. Want mijn dochter heeft echt te weinig aandacht gekregen. We wisten het. Hebben er alles aan gedaan om het te voorkomen en op te lossen. Mijn man en ik, we hebben álles gegeven wat we maar konden. En het was niet genoeg, dat wisten we. Dat voelden we en dat zagen we. Die onmacht, alle moeite en alsnog het tekortschieten. Pfff. Het is werkelijk vreselijk.
Toen onze dochter tien jaar was zat ze op paardrijden en zei ze: “Ik ben één uur per week gelukkig.” Kun je het je voorstellen? Wat dat met je doet als vader of moeder? Ondanks (of dankzij) alles wat je doet voor je kinderen? En ik begreep haar volkomen. Heb haar altijd aangemoedigd om te praten en te huilen. Want, zoals mijn oma altijd zei: “Iedere traan moet gehuild worden.” En daar geloof ik heilig in.
Het werkt helend. Net als het maken van een theatershow. En net als het schrijven van een boek.
Laat dat laatste nou net zijn wat onze dochter gedaan heeft. Toen ze dertien was begon het op papier zetten van haar gevoelens, zienswijze en levenslessen als hoogbegaafd zusje in een autistische familie. Af en toe las ze een stukje aan ons voor. Dan zaten mijn man en ik diep onder de indruk en met open mond te luisteren. In juli werd ze vijftien en moedigden we haar aan om haar boek deze zomervakantie af te maken.
Afgelopen donderdag was ik in de supermarkt en kocht in een opwelling een taart. Want, zo voelde ik, het einde van haar boek zat eraan te komen… en dát moet natuurlijk gevierd worden!
Wat schetste mijn verbazing bij thuiskomst: “Mam, mijn boek is af. Twee minuten voordat jij thuiskwam zette ik de laatste punt,” zei ze blij.
Wat een kanjer, dit kind. Dat op sommige dagen wel drie hoofdstukken schreef…
“We gaan je helpen om het uit te geven,” beloofden wij. Want ze wil schrijfster, (paarden)coach en YouTuber worden. “Oh mam,” zuchtte ze, “ik hoop echt dat veel mensen mijn boek zullen kopen en dat ze zich daardoor een stukje beter voelen. Net als ikzelf. Hoe mooi zou dat zijn.”
Reactie plaatsen
Reacties